Overdenking

Balk en splinter, Lucas 6, 39-49

Omdat het de laatste zondag van de Epifanie is, wordt aan de evangelielezing een slotvers toegevoegd. Lucas 7 vers 16 om precies te zijn, waar we lezen: “Allen werden vervuld van ontzag en loofden God met de woorden: ‘Een groot profeet is onder ons opgestaan,’ en: ‘God heeft zich om zijn volk bekommerd!’”

Het optreden van Jezus maakt indruk. In hem herkennen de mensen niet alleen een groot profeet, maar ook, dat God naar zijn volk omziet. Het klinkt als een soort conclusie, een kernachtige samenvatting, voordat we de drempel naar de Veertigdagentijd, de weg van Jezus’ lijden opgaan.

Nog niet zo lang geleden had ik een gesprek met een oudere meneer. Hij vertelde mij over zijn leven en meer in het bijzonder over zijn moeite met de kerk, waar hij niet meer kwam. U kunt zich er misschien iets bij voorstellen. Maar, zei hij, en zijn stem begon wat te beven en zijn ogen werden een beetje vochtig, de figuur van Jezus is voor mij altijd een inspiratiebron gebleven…
Zo zijn er meer. Teleurgesteld in de kerk, om allerlei redenen. Maar blijvend geboeid door de figuur van Jezus. De Jezus, zoals we die vandaag ook ontmoeten in de lezing van deze zondag. De wijsheidsleraar, de moreel hoogstaande mens die ons voorhoudt hoe je leven moet, leven kunt. Zonder oordeel, met mildheid, begripvol maar beslist. Niet geloven met mooie en hoogdravende woorden, maar geloven metterdaad. Doen wat je zegt, de daad bij het woord.

Het is allemaal waar, en het spreekt mij persoonlijk ook aan. Toch denk ik ook weleens, dat we te snel ons beeld van Jezus modelleren naar wat ons goed uitkomt en wat bij onze eigen voorkeuren past. Op een bepaalde manier is dat onvermijdelijk. Maar het is ook altijd goed om kritisch op je eigen mening en opvatting te zijn. Oog te krijgen voor je eigen eenzijdigheid. Zit dat ook niet in het beeld van balk en splinter opgesloten?

Daarover gesproken, de uitspraken van Jezus hebben een hoog spreekwoordgehalte. Balk en splinter, maar ook: aan de vruchten herkent men de boom, of: waar het hart vol van is, loopt de mond van over. Het zijn wijsheden die een spreekwoordelijke status hebben gekregen. Volkswijsheid. Iedereen ziet er meteen de waarheid van in, toch.

Je kunt zeggen: die wijsheid van Jezus is niet zo heel bijzonder, het is iets wat iedereen van zichzelf eigenlijk ook wel weet of bedenken kan. Wat is daar nu zo bijzonder aan, dat hij een groot profeet wordt genoemd. Is dat niet wat overdreven.
Je kunt ook andersom zeggen: heel veel bijbelse wijsheid is gelukkig wijsheid die iedereen herkennen kan, of je nou gelovig bent of niet, kerkelijk of niet. Mensen zijn aanspreekbaar op veel wat de bijbel aanbiedt als menselijke wijsheid – waarbij je je misschien ook wel vergissen kunt, in hoe wijdverbreid die kennis is. Want als je om je heen kijkt in de wereld van vandaag, blijf je je verbazen over de menselijke domheid die geen grenzen kent. Maar goed, dat kan ook al snel arrogant klinken.

De wijsheid van Jezus is niet iets voor bijzonder ingewijden, het is een levensleer die iedereen aan kan spreken – zeker zoals het in die algemene wijsheidsregels wordt verwoord. Zoals dus nog steeds de wijsheid van Jezus ook mensen buiten de kerk blijkt te raken. Of zoals iemand eens zei: Ik hou van Jezus, maar ik heb moeite met zijn grondpersoneel…

Waar het nu bijzonder op aankomt, is dat Jezus zijn wijsheden zelf niet opvat als vrijblijvende adviezen. Alles komt erop aan dat je het woord niet alleen hoort, maar ook doet.
Dat blijkt ook hier de kern van de zaak te zijn. ‘Waarom roepen jullie ‘Heer, Heer’ tegen mij, maar doen jullie niet wat ik zeg?’

Het is de oude profetenklacht, die we op een vergelijkbare manier tegenkomen bij Jeremia. De profeet die in Jeruzalem optreedt, eeuwen voor Jezus.
Je kunt wel prat gaan op de tempel – Dit is de tempel van de Heer – of op je godsdienstigheid of op je vroomheid, maar als je niet doet wat de Heer vraagt, dan wordt ‘het huis dat mijn naam draagt een rovershol’.  Ja, Jeremia is niet van het diplomatieke taalgebruik.
Zijn oproep toen aan het volk is om hun leven te beteren: “Als jullie je leven werkelijk beteren, als jullie elkaar rechtvaardig behandelen, vreemdelingen, wezen en weduwen niet onderdrukken, in dit land geen onschuldig bloed vergieten en niet achter andere goden aanlopen, dan mogen jullie hier blijven wonen” (7: 5-7). Hij waarschuwt met name voor de gedachte ‘Ons kan niets gebeuren’. De valse zekerheid van de zelfgenoegzaamheid.

Het zit diep in ons mensen, om onszelf vrij te pleiten, om je eigen straatje schoon te vegen. Het is haast een natuurlijke reflex om het van harte met jezelf eens te zijn en natuurlijk de mening van een ander of het gedrag van een ander te laken. We wijzen makkelijker van ons af, dan naar ons zelf. Het kwaad ligt altijd buiten ons. Het zijn de anderen die fout bezig zijn, en dan zijn er in de wereld van vandaag heel wat kandidaten om dat in te vullen: de politici, de regering, de EU, de industrie, de managers, de kerkleiding, nou ja, ik kan wel doorgaan. Het ligt altijd aan de anderen, nooit aan mijzelf. Zoals een puber altijd de schuld geeft aan de leraar of aan natuurlijk de ouders. De valse zekerheid van de zelfgenoegzaamheid?

Balk en splinter.
Het zegt ook iets dat de wijsheid van deze spreuk na 2000 jaar nog niets aan actualiteit heeft ingeboet. Omdat het iets zegt over de menselijke natuur, hardnekkig en halsstarrig.
Daarom blijven die woorden van belang.
Jezus nodigt ons steeds weer uit, om als het ware onszelf te overwinnen. Om voorbij onze menselijke neigingen en natuurlijke reflexen uit te komen.
Daarom lijkt het op het eerste gezicht misschien dat hij niet veel meer leert dan alledaagse wijsheid, die ieder ander ook bedenken kan. Maar als je er langer over doordenkt, zie je de radicaliteit ervan.

Die krijgt nog een diepere lading, en dan kom ik terug op waarmee we begonnen, met het karakter van deze zondag op de drempel van Epifanie naar Veertigdagentijd.
Ieder jaar weer nodigt de liturgische gang door het jaar je uit om die beweging mee te maken, mee te vieren, als het ware op een spirituele manier te verinnerlijken. Jezus is onder ons gekomen, als mens tussen de mensen, als Een van ons. Even menselijk als wij menselijk zijn, even weerloos als wij mensen, zoals het wordt verwoord in een lied (527). Dat is Epifanie.
En Hij gaat in deze menselijke wereld van alle tijden, zijn eigen weg. De weg van het lijden, van de volgehouden weerloosheid, de weg van de meeste weerstand, dat is de Veertigdagen op weg naar Pasen.
Het ene hangt met het andere samen: Zijn menselijkheid krijgt gestalte in zijn leer en in zijn leven. Zijn goddelijkheid licht op, in zijn lijden en in zijn voorbeeldige menselijkheid.

Als je dat met elkaar in verband brengt, dan krijgen de woorden die we vandaag overdenken een eigen achtergrond en diepgang.
Over het fundament waarop je je huis bouwt. Over de volheid van het hart waar de mond van overstroomt. Over de boom en de vruchten. Over de balk en de splinter en over het vermogen om scherp genoeg te kunnen zien om de ander werkelijk vooruit te kunnen helpen. Ze krijgen hun eigen concretisering in de weg die Jezus zelf is gegaan, de weg van lijden en leven.

We kennen deze woorden vaak nog beter uit de Bergrede die je bij Matteüs vindt. Lucas’ versie wijkt wat af. Als je dat preciezer zou bekijken, dan ligt bij Lucas de nadruk meer op het feit dat Jezus zijn onderricht geeft aan zijn leerlingen. Zij staan model en symbool voor de kerk, die op het moment dat het evangelie wordt geschreven al praktijk is. Lucas’ versie benadrukt dat de kerk als geloofsgemeenschap ervoor moet waken zelfgenoegzaam te worden, teveel te oordelen, te makkelijk uit te gaan van eigen gelijk. Lucas bewaart als het ware een kritische afstand, is kerk kritischer. Het voert te ver om dat in detail te gaan bespreken, maar het is wel van belang om op te merken. Dat maakt dat de woorden van Jezus hier meer in ons eigen vlees snijden; dat ze vooral bedoeld zijn om zelf in de kritische spiegel te kijken, eerder dan die anderen voor te houden. Dat is precies waar het in dat woord van balk en splinter omgaat. Zelfkritiek die vóór kritiek op de ander komt.
De meester op mijn lagere school leerde ons ooit, dat als je met je vinger verwijtend naar een ander wijst, tenminste drie vingers verscholen naar je zelf terugwijzen.
Zoiets vergeet je niet.

Jezus oordeelt niet. Hij is scherp, maar hij oordeelt niet.
Hij helpt jou om je innerlijke hindernissen op te ruimen. Met zijn wijsheid schept hij ruimte, om te groeien in geloof. ‘Pas als iemand zich alles heeft eigen gemaakt, zal hij de gelijke zijn van zijn leermeester’ (vers 40).
Geloven, Jezus navolgen, is een leven lang groeien in dat proces. Net als Jezus worden die het ons heeft voorgedaan, is ook een regel, uit een ander lied (538).
De kerk kan daarbij soms een hindernis zijn. Zoals die man waar ik over vertelde, had ervaren. Hoe belangrijk is het dan dat je door al die uiterlijkheden heen het zicht op Jezus zelf niet verliest.
Als we er in slagen alle zelfgenoegzaamheid uit te bannen; als we bereid zijn om altijd weer kritisch naar onszelf te kijken en niet te snel te oordelen, de ander op een afstand houden en onszelf buiten schot – balk en splinter; als we doen wat we zeggen en zeggen en verkondigen wat we doen, dan kan zelfs de kerk een plaats worden waar we het leven leren leven.
AMEN

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply