Overdenking

back to basics – I Kon 17: 17 – 24

Vorige week was ik op een studiedag in Enschede. Het ging over de Kerk van de toekomst. Let u op, dus niet over De toekomst van de kerk. Want dan begint iedereen meteen te zuchten en te steunen en zorgelijk te kijken. De toekomst van de kerk. Maar als je het omdraait, dan klinkt het opeens veel opener en enthousiaster: de kerk van de toekomst. Toch?
Hoe moet dat dan.
Een van de spreeksters hing haar verhaal op aan drie slogans:
Back to Basics, Down to Earth en Less is More.
Het is Engels, dus dat klinkt al eigentijds. Terug naar de basis, met je beide voeten op de grond en minder is meer.
Het klinkt wel goed, maar wat bedoelen we daar precies mee?

Terug naar de basis, terug naar je uitgangspunten, waar was het allemaal ook al weer om begonnen met die kerk, voor welk probleem is het ook al weer de oplossing, dat soort basale vragen. Op een bepaalde manier kom je daar altijd weer bij terug.
Terug naar de basis? Maar wat moet die basis dan zijn.
Het is verleidelijk om op zo’n eenvoudige slogan ook een eenvoudig antwoord te zoeken. Die kun je nog wel eens horen zo om je heen. Mag ik een paar voorbeelden geven? Bijvoorbeeld als mensen zeggen: ‘uiteindelijk geloven we allemaal in dezelfde God’.
of: ‘God is liefde, de rest een verhaal er om heen’.
Is dat de basis? Klinkt niet gek.
Een ander zal zeggen, back to basics, dat is: Jezus redt – uitroepteken. Nog korter. Of: Er is hoop – ook niet verkeerd. Misschien zijn er nog mensen die zeggen, de basis, dat zijn de Drie formulieren van Enigheid, maar zelf aarzel ik of dat de toekomst van de kerk moet zijn.

Eigenlijk heb ik een ander probleem met deze of dergelijke slogans. Ik ben er zelf over begonnen, dat is waar, maar ook om u te laten voelen dat als je het in een pakkende leus probeert samen te vatten, dat dat dan meteen allerlei vragen oproept, want wat bedoel je eigenlijk?
En toen bedacht ik, ook met het oog op de preek, dat onze basics eigenlijk altijd weer de verhalen zijn. Dat onze basis te vinden is in het boek van de verhalen, de Bijbel. Het verhaal, dat zich niet zo maar in één woord laat vangen. Dat kan wel, maar dan op straffe van verlies aan betekenis.
Geloven is niet samen te proppen in één pakkende slogan. Je wordt altijd weer terug verwezen naar die verhalen die verteld worden, over mensen, over mensen en hun god, over mensen en hun zoektocht naar het goede leven en de goede god. Die rare, dwaze, dwarse verhalen – daar ergens is het te vinden. Daar moet je het zoeken.

Is dat niet precies wat we in de kerk steeds weer doen, zondag aan zondag. De bijbel openslaan, gewoon verder lezen waar we gebleven waren, het verhaal van de zondag, en het daar van verwachten? De basis, de waarheid is ingewikkeld. Ingewikkeld in een verhaal.
U kent het voorbeeld van de Joodse traditie van de chassidiem, die altijd verhalen vertellen om hun boodschap, hun wijsheid uit te dragen. En als dan iemand vraagt waarom ze hun levenslessen steeds weer verpakken in een verhaal, dan antwoorden ze met …. een verhaal.

Zo is het toch ook in het leven zelf, ook in dat van ons.
Er is de bekende uitspraak dat als je iemand vraagt naar de zin van het leven, hij of zij antwoordt met het vertellen van zijn levensverhaal.
De waarheid van ons leven, dat wat het waard is, wat het glans en betekenis en diepgang en zin geeft, dat zit in ons eigen levensverhaal, in onze persoonlijke levensloop verwikkeld. Waar zich de verhalen van anderen hebben ingevoegd, de mensen in ons leven, ook de mensen van voorbij, maar ook, dat eeuwenoude verhaal van God met de mensen.
De basics, dat is altijd weer het verhaal van je eigen leven lezen in verband met dat grote verhaal, en omgekeerd, dat grote verhaal op een of andere manier inwikkelen in je eigen levensverhaal. Als dat niet gaat, niet lukt, of stokt, en dat kan je allemaal gebeuren, dan wordt het moeilijk. Dan blijft de Bijbel een vreemd boek, nog vreemder dan hij is, dan komt het op afstand te staan, en spreekt het niet meer mee in ons leven. En dat zou, mag ik dat zeggen, toch een verarming zijn.

Het is misschien een wat lange inleiding dit keer, voordat we toekomen aan het verhaal van de zondag. Maar het was even nodig.
Waar gaat dit verhaal over? Een kind dat ziek wordt. Dodelijk ziek. Een moeder in wanhoop. De inwonende profeet – Elia – die het kind onder zijn hoede neemt, tot zijn God bidt. Het kind dat weer levend wordt. Hoe vreemd wil je het hebben? Wat moet ik daar in vredesnaam mee…?

U verwacht – terecht – dat ik nu iets ga zeggen over wat dit verhaal betekent.
Maar dan moet ik ook denken aan de anekdote van die componist die een prachtig stuk voor piano heeft gecomponeerd. Na de uitvoering vraagt iemand hem wat dit stuk betekent, waarop hij als antwoord weer achter de piano gaat zitten en het nogmaals uitvoert. Met andere woorden: het is wat het is.

ElijahEr is honger in het land, want er heerst droogte. Het is voorspeld door de profeet die het woord van de Heer doorgeeft. Geen dauw en geen regen, met andere woorden: geen vruchtbaarheid, omdat het volk en de koning op het verkeerde pad zijn.
De profeet, de dienaar van het goddelijke woord, de verbi divini minister, is door dezelfde God naar een weduwe gestuurd ergens in een dorpje in een uithoek van het land.
Ondanks dat hij profeet heet, hoeft hij niet zoveel te zeggen, hij moet vooral iets doen.

En dan gaat het verhaal, dat door de aanwezigheid van de godsman het meel in de pot en de olijfolie in de kruik niet opraakt.
En dat, dat hebben we vanmorgen gehoord, als de zoon van de weduwe ziek wordt en sterft, deze genezen wordt en het leven herwint, dankzij het gebed van Elia.
Wonderlijke verhalen? Dat kun je wel zeggen.

Ze zijn wat ze zijn.
In ieder geval vertellen ze wat mij betreft dat zelfs in situaties van uitzichtloosheid, van schraalheid, van honger en zorgen, dat zelfs daar tekenen van hoop te vinden zijn. Dat moet die profeet daar doen. Niet met mooie woorden en verheven verklaringen, maar heel daadwerkelijk, lijfelijk, down to earth, elementair. Eten en drinken, leven te midden van de dood.
De profeet spreekt niet van God. Hij roept tot God. Hij doet God.
Dat vertelt het verhaal, op de wijze van het verhaal.
Met de dramatiek die daarbij hoort, die het levensecht maakt, aangrijpend.
Van de wanhoop en de woede van de vrouw ‘Wat heb ik u misdaan, godsman?’
Tot het hartstochtelijke gebed van de profeet ‘Heer, God, waarom treft u juist deze weduwe die mij gastvrijheid verleent’ – een gebed als een aanklacht.
Tot het dramatische gebaar van de profeet die zich driemaal over het dode kind uitstrekt. Met heel zijn leven gaat hij de dood te lijf (Ter Linden).
En als dan de levensadem terugkeert, en het kind weer leeft, wordt het met nadruk aan de moeder teruggegeven. Kijk, uw zoon leeft!
Er is toekomst, hoe dan ook.
Later wordt van Jezus een zelfde soort verhaal verteld, als hij de dode zoon van een weduwe in Naïn opwekt uit de dood. Als dat gebeurt, roepen de mensen dat er een groot profeet is opgestaan (Luc. 7: 11 – 17). Hier een vergelijkbare reactie, als de weduwe tegen Elia zegt: ‘Nu weet ik dat u door God gezonden bent en dat u werkelijk namens de Heer spreekt’, of: het woord van de Heer is in uw mond betrouwbaar.

Het verhaal is het verhaal.
Maar het wordt ons verhaal, mijn verhaal, als het profetenteken ook in onze werkelijkheid gaat spreken. Er is leven, in de doodsheid. Er is toekomst, ook als alles donker is, schraal en kaal geslagen en leeg gelopen.
Je mag vertrouwen op het profetenwoord, op de profetische daden, die even zoveel tekens zijn van Gods trouw. Trouw aan het leven, aan de toekomst, aan mensen.

We leven in woelige tijden.
En dan heb ik het niet eens over de kerk, laat staan over de toekomst van de kerk. Het zou toch gaan over de kerk van de toekomst?
We moeten elkaar deze en soortgelijke verhalen blijven vertellen.
Verhalen van hoop en van vertrouwen.
Verhalen van je toevertrouwen aan het leven, ook en juist in de uitzichtloosheid. Juist in de schaduw van de tijden en in het donker in je eigen leven. Geloven is niet blijven staan, maar moed vatten om verder te gaan. Zelfs als je zelf heel nadrukkelijk geconfronteerd wordt met verlies, met de dood, zelfs als je zelf het gevoel hebt in een doodlopende straat terecht te zijn gekomen of met je rug tegen de muur te staan. Het is soms, terugvallen op je zelf, de bodem ervaren, en daar, hoe dan ook, tastenderwijs en met vallen en opstaan, levenskracht hervinden, levensmoed.

Je bent dan dicht bij de kern van wat geloven is, de basics wat mij betreft, namelijk dat je in allerlei verschillende situaties gericht bent op hoopvol leven en dingen doet die daarbij horen, verrassende, vastgelopen situaties doorbrekende dingen.
De kern is, dat je het leven viert, zolang het je gegeven is, en dat je nooit het vertrouwen verliest.
Daarvan gaan we zingen, een nieuw lied (949) uit ons Nieuwe liedboek.
Luistert u eerst maar goed naar de organist, en zing het dan… met heel uw hart.
AMEN

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply