Boeken

Arjan Plaisier, Overvloed en overgave

Als secretaris van de Protestantse Kerk in Nederland verkeert Arjan Plaisier dagelijks tussen de documenten en beleidsstukken. Proza waar je hart doorgaans niet sneller van gaat kloppen. Met Overvloed en overgave heeft hij een boek geschreven dat daar een tegenwicht aan biedt. Hij heeft het geschreven om “mede invulling te geven aan de tweede periode als scriba” (inl., p.9), maar misschien heeft het voor hem zelf ook wel een therapeutische functie. Want als je tot over je oren in het kerkelijke beleid zit, kun je zomaar je geloof kwijtraken, zoals menig kerkenraadslid of kerkelijke vrijwilliger is overkomen. Dit geloofsboek getuigt van het tegendeel.

C CMYK Overvloed en overgave Def.inddHet is een bij vlagen poëtisch boek geworden. Plaisier speelt met de taal, citeert er lustig op los. Bijbelcitaten uiteraard, opmerkelijk genoeg vaak uit de ‘oude’  vertaling, maar ook (Engelse) poëzie en literatuur. Het draagt bij aan een beeldend betoog waarin de eigen passie van de schrijver herkenbaar naar voren treedt.

Plaisier noemt het een caleidoscopisch geloofsboek. Via verschillende invalshoeken wil hij het ‘grote verhaal’  van het christelijk geloof vertellen, om een “bijdrage te leveren aan het leven van onze kerk” en om mensen daarbuiten te bereiken die “serieus kennis willen maken met de christelijke traditie”.

In het eerste deel gaat het over openbaring. Plaisier gebruikt de literaire onderscheiding tussen epiek, lyriek en dramatiek om de verschillende aspecten van het grote verhaal van God te belichten. Hij voegt daar, typisch protestants, het genre van de didactiek aan toe. Voor Plaisier is het evident dat God spreekt en daarvoor de verschillende stijlmiddelen van de taal hanteert, die elk hun eigen waarde hebben. Opvallend is dat hij onbekommerd vasthoudt aan het idee dat de Bijbel een groot verhaal vertelt, een wereld- en levenomspannend plot waarin het menselijk bestaan doorzichtig wordt. De postmoderne kritiek op de grote verhalen (ideologieën) die alles gelijkschakelen en verschillen tussen mensen ontkennen, komt bij Plaisier niet aan bod. Hij opereert van uit een theologisch-naïeve opvatting van openbaring, waarbij openbaring aan ervaring voorafgaat en niet van meet af aan daar onlosmakelijk mee verbonden is. Deze onderliggende figuur is telkens herkenbaar. Vanuit de openbaring, het grote verhaal, de christelijke boodschap valt er licht op het menselijk bestaan. De omgekeerde beweging wordt niet of nauwelijks gemaakt.

Het tweede deel over geloof wordt ingedeeld aan de hand van de vier seizoenen, lente, zomer, herfst en winter. Het is het meest poëtische en aansprekende deel van zijn boek. Met mooie beelden en krachtige zinnen weet Plaisier de vitaliteit van het geloof, de verbinding met het geleefde leven te schetsen: “Velen zijn door deze winter (van het geloof) gekomen door toch maar weer de volgende stap te zetten. Of door mee te blijven doen met de gang van de kerk door de tijd heen. Door stug vol te houden. Dat was niet een antwoord op het gemis aan ervaring van God en toch hielp het wel. Op deze weg was er toch wat warmte, wat kleur, en soms midden in de winter een zomerdag waarin je je kon koesteren. Een liedregel brak op een onverwacht moment open, een vogel tikte tegen het raam, je deed het raam open en rook de lente” (p. 95). Vooral die vogel intrigeert.

beeldbank pkn

beeldbank pkn

Helaas keren we in het derde deel weer terug op de nuchtere grond, als het gaat over de kerk. Hier blijkt dat Plaisier in verschillende opzichten een man van de kerk is, die volgens hem zelfs ‘heilsnoodzakelijk’  is (p. 115). Natuurlijk weet hij dat vandaag veel mensen hun geloof buiten de kerk zoeken en beleven. Hij erkent ook dat de enkeling een christelijke categorie is (Kierkegaard), maar serieuze aandacht voor wat mensen buiten de kerk beweegt en wat zij de gevestigde kerk te zeggen hebben, proef je toch niet echt. De kerk wordt beschreven aan de hand van opnieuw vier beelden, waarbij het eerste nota bene het ziekenhuis is. In de kerk vind je genezing, is dan de gedachte. Een nogal pretentieus beeld. Hoeveel mensen zijn er juist niet ziek geworden van de kerk? Dat hier misverstanden op de loer liggen, voelt Plaisier zelf ook wel, maar daar komt hij volgens mij niet goed uit: “Niet dat de kerk zelf over het medicijn beschikt. Alleen God kan ons echt helpen, maar God is geen abstracte geest. Het Woord is vlees geworden of, in dit verband, medicijn geworden. Woord en sacrament en ‘disciplines’ zijn middelen die hard nodig zijn, gezien de belabberde morele staat waarin wij verkeren. Daarbij zijn de middelen die God ter beschikking stelt collectieve middelen. Ze werken vooral in een kring van volgelingen van Jezus en in het verband van het lichaam van Christus. Het had misschien ook anders gekund, maar wij gaan hier nu eenmaal niet over” (p. 129). Een passage die veel vragen oproept. Vragen die voortkomen uit de wat ongelukkige keuze voor de metafoor van de kerk als ziekenhuis.

Eén van de vragen is of mensen buiten de kerk die ‘serieus’ op zoek zijn door deze of vergelijkbare passages aangesproken worden. Ik waag dat sterk te betwijfelen. Het geloofsboek van Plaisier is vooral voor de ingewijden geschreven, weliswaar zonder theologisch jargon maar wel helemaal gedrenkt in geloofstaal. Het is een getuigenis van de overvloed van God en een pleidooi voor geloof als overgave. Als zodanig is het bij vlagen poëtisch en aanstekelijk, ook en juist daar waar het tot tegenspraak prikkelt.

Arjan Plaisier, Overvloed en overgave, Boekencentrum Zoetermeer 2013, 196 p., isbn 9789023926788, € 16,90.

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply